Telkens als ik historische atlassen bekijk vraag ik me af: hoe is het toch mogelijk dat ons minuscule landje zich aan het begin van de zeventiende eeuw binnen enkele decennia wist op te blazen tot een grootmacht? Na de moord op Willem van Oranje was het nog een met schulden belast gewest dat een schijnbaar kansloze oorlog voerde tegen de koning van Spanje. Honderd jaar later varen handelsschepen onder de vlag van de zelfstandige en geduchte Republiek der Verenigde Nederlanden over de wereldzeeën, het ruim gevuld met rijke koopwaar. En kijk dan eens naar de burgerij! Men woont in paleisachtige stadspanden en 's zomers verpoost men zich in luxe buitenplaatsen. Waar komt het kapitaal vandaan? Het antwoord wordt dit jaar overvloedig gegeven: van de VOC ofwel de Verenigde Oost-Indische Compagnie die in 1602 - precies 400 jaar geleden werd opgericht. De bewindhebberscolleges der VOC zetelden op geborduurde kussens in hun kamers (kantoren) te Amsterdam, Zeeland, Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen. Spoedig bracht de VOC zoveel geld in het laatje dat het beleggen een rage werd. Het typisch Hollandse koopmanskarakter is hier gevormd en geslepen: veel verdienen, durven investeren en met beleid uitgeven. En - met een blik op toekomstige generaties - bijeen houden wat door de voorvaderen werd vergaard. Zo plukte generatie na generatie de vruchten van de koopmanstalenten van de voorouders.

Agatha

Een van die families is de puissant rijke familie Van Foreest in Hoorn. In 1733 wordt aldaar een meisje geboren: Agatha van Foreest. Haar vader, Jonkheer Nanning van Foreest, is bewindhebber van de Verenigde Oost-Indische Compagnie kamers Hoorn, raad ter Admiraliteit in West-Friesland en het Noorderkwartier, heer van Petten en Nolmerban. Het leuke van geschiedenis vind ik, dat je niet hoeft te wachten hoe het verder gaat. Je bladert gewoon een paar bladzijden verder in de historie en komt in 1752. Dan is Agatha een mooie bruid van 19 jaar die haar ja-woord geeft aan haar neef Joan van Foreest schepen en vroedschap van Hoorn. Ze trouwt uit gehoorzaamheid aan de familie die er wel voor zorgt, dat er geen stuiver van het kapitaal buiten de kleine kring van voorname regentenfamilies rolt. Agatha baart bijna elk jaar een kind. In 1753 komt Maria ter wereld, in 1754 Jacoba, in 1757 Nanning, in 1758 Dirkje, in 1762 Joan, in 1763 Catherina. Als Agatha in 1766 minstens voor de zevende maal zwanger is (miskramen vallen niet te achterhalen) overlijdt haar nog jonge echtgenoot. Agatha hult zich in rouwkleding. De geboorte van de kleine Jacob in 1767 is een treurige gebeurtenis. Ze heeft weliswaar een vermogen aan scheepsaandelen, aan land - en vastgoedbezit der Van Foreesten geërfd maar wat heb je aan zo'n fortuin als je als 33-jarige weduwe achter blijft?

Ik blader weer een paar bladzijden verder in de geschiedenis en kom in 1774. Dan wordt het echt spannend rond Agatha. Ik kan het allemaal van nabij volgen want de gebeurtenissen zijn levendig opgetekend door een van onze grootste auteurs van de achttiende eeuw: Betje Wolff. Ze is getrouwd met een oudere dominee in de Beemster. Op de bovenkamer van de pastorie schrijft ze originele en vaak humoristische brieven en romans. Betje kent Agatha van Foreest uit het nabije Hoorn goed. Aan een Vlissingse vriend bericht ze over de weduwe Van Foreest: 'Zie, zij raakt verliefd op een arme boerenjongen, die nota bene rooms is en altijd met haar kinderen gespeeld heeft. Deze jonge knaap heeft zeker iets dat een vrouw als vrouw moet behagen.' In heel West-Friesland wordt er over Agatha geroddeld. Betje geeft toe: 'Ik moet u melden 't is iets dat al mijn gedachten occupeert.' De verliefdheid van de rijke weduwe is niet van voorbijgaande aard. Bemint haar zeven jaar jongere geliefde Agatha soms om haar vermogen? 'De smaak is vrij, maar zo gij mij gelooft is zij een schoonheid,' schrijft Betje. En ook over de knecht die Jan Schenk heet, is ze positief: 'Al wat hij is, is hij zijn eigen vlijt, verstand en gedrag verschuldigd. Gij zoudt mij van iets romanesque verdenken indien ik u zeide, dat, indien hij de gelukkige inval maar gehad had, om uit een paar aanzienlijke ouders geboren te willen worden, hij deze charmante vrouw zou verdienen.' De bekrompen regenten denken er anders over. Dat Schenk uit een boerenfamilie komt is al erg genoeg. Maar hij is ook nog katholiek en zal in calvinistische kringen nooit op een fatsoenlijke baan kunnen rekenen. Alle hoon en spot drijven Agatha en haar jonge minnaar nog dichter naar elkaar toe. In de zomer verlaat de weduwe Hoorn en trekt met kinderen en personeel naar haar buitenplaats in de Beemster. Natuurlijk wordt ze vergezeld door Jan Schenk.

De sporen van Agatha's leven zijn in Hoorn makkelijk terug te vinden. Ik begin op het Rode Steen in Hoorn bij het standbeeld van Jan Pietersz. Coen, de gouverneur-generaal van de VOC en grondlegger van Batavia. Aan de ene kant van dit plein ligt de Waag (1609). Aan de andere kant pronkt de versierde façade (1631) van het voormalige Statencollege, waarin het Westfries Museum is gevestigd. In de grote vergaderzaal zijn trotse schutterstukken opgehangen en de historische VOC zaal daarboven geurt nog naar kruidnagel en kaneel. In het voetspoor der Van Foreesten ga ik de Grote Oost in. Aan de linkerkant staat een indrukwekkende patriciërswoning uit 1724 in Louis XVI-stijl. In het siersmeedwerk van het balkon lees ik de initialen van de opdrachtgever N (anning) V (an) F (oreest), de vader van Agatha. Er liggen genoeg romeinse goden en godinnen op de pui maar toch springen de zittende figuren van Amor en Fides (Liefde en Trouw) in het midden het meest in het oog. Heeft Agatha haar ogen vaak hulpzoekend naar hen opgeslagen toen ze zich bewust werd van haar ontluikende liefde voor haar huisknecht? In elk geval hoefde ze niet te rekenen op enig begrip van haar twee oudste zonen die officier waren. Betje Wolf schrijft hoe de twee woedend naar de buitenplaats galoppeerden, waar hun moeder zich met Jan Schenk bevond. Daarbij zijn '..de degens uitgeraakt & de heren hebben hunne aanstaande stiefvader van de Plaats gejaagd, met vele dreigementen. En ze zijn heengereden in vollen twist.' Agatha en Jan zouden hun liefde verder binnenskamers kunnen houden. Maar zo is Agatha niet! Eerst schenkt zij elk van haar kinderen een miljoen gulden. Daarna sluit ze op 4 juni 1775 een wettig huwelijk met haar grote liefde, die volgens Betje 'een fraaie tronie en een schoon statuur heeft.' De domineesvrouw uit de Beemster verzucht: 'Wat is dat ene heldin: zij durft gelukkig te zijn.' Het geluk vindt in 1788 bij de dood van de pas 40-jarige Jan Schenk een einde. 'Moeder, moeten we nu rouwen?' vragen Agatha's kinderen even beleefd als hypocriet. Ik ga naar het Westfries Museum waar een charmant portret van Agatha van Foreest hangt. Haar blauwe japon is zeer laag uitgesneden. Om haar blanke hals draagt ze een met kanten versierd bandje. Haar prachtige ogen kijken me rustig aan en ruim twee eeuwen vallen tussen ons weg. Kleding en gebruiken mogen veranderd zijn, als het gaat om oermenselijke begrippen als liefde en dood, zijn we allemaal gelijk en kunnen veel van elkaar leren.

 

Copyright Thera Coppens