In de morgen, in de middag en in de avond

Een wandeling door Antwerpen is een wandeling door de tijd. Van een 20ste eeuws verwarmd terras, waar het zonlicht in je schuimende koffie schommelt, stap je zo een donkere 16e eeuwse steeg in. Aan de oever van de tijdloze Schelde herinnert het Steen aan de Middeleeuwen toen hier een wrede reus woonde. Dieper in de 'signorenstad' zingt de sierlijke toren van de Onze Lieve Vrouwe kathedraal over Antwerpens Gouden Eeuw en aan de gezellige Wapper staat het paleisachtige Rubenshuis, pronkend met luxe uit de 17e eeuw. Voor velen is Antwerpen vooral de stad van de Belle Epoque, waarin de 'stationskathedraal' verrees, het Bourla-theater werd gebouwd en warenhuizen in de 'patisserie stijl' werden opgetrokken. En waar kun je mooiere Jugendstill - paleizen bewonderen dan tijdens een wandeling over de rustige Cogels - Osylei?

IN DE MORGEN

'Een wereldstad op mensenmaat'. Zo werd Antwerpen eens getypeerd. En een wereldstad slaapt nooit. Als de zon opgaat en de torens van het grimmige Steen verwarmt, zijn in de huizen langs de kaai vele lichtjes de hele nacht niet gedoofd. Aan de bewoner van het Steen heeft de stad een legende èn zijn naam te danken. Ooit zou deze burcht bewoond zijn door de reus Druoon Antigoon, die tol eiste van de voorbijvarende schepen. Totdat de dappere Romeinse soldaat Brabo de reus in een tweegevecht overwon. Brabo hakte de grijpgrage hand van de reus af en wierp hem in de Schelde. Van dit 'hand- werpen' zou de naam Antwerpen zijn ontstaan. Of het nu een verzinsel is of niet, Brabo werd niet vergeten. We vinden hem o.m. in het siersmeedwerk op de waterputkevie onder de kathedraal, op een Jugendstill - huis aan de Cogels - Osylei en op de reusachtige gebeeldhouwde Brabofontein van de Grote Markt.

Kopie van PICT1715

Wandelend van het 13e eeuwse Steen naar de blanke toren van de Onze Lieve Vrouwe kathedraal, komen we door slapende stegen met hoge, oude gevels. De schimmen van Erasmus, Thomas More en Albrecht Dürer, beroemde geleerden en kunstenaars die hier in de 16e eeuw logeerden, vluchten weg voor het morgenlicht. En altijd weer is het een verrassing als de smalle straten plaats maken voor de Grote Markt met zijn indrukwekkend Stadhuis, gildehuizen en restaurants. Op dit oude hart van de stad kwamen vroeger alle straten uit. Het was een plaats voor optochten, feesten, processies en toespraken. Hier ook stonden schandpaal en schavot. Nu pikken vroege duiven de kruimels tussen de stille terrastafels weg. Als een uitbater de gestreepte markiezen van zijn café omlaag laat kletteren, vliegen ze geschrokken op en gaan hoog over de oude huizen richting Handschoenmarkt.

Daar baadt de gerestaureerde en schoongemaakte gevel van de Onze Lieve Vrouwe kathedraal zich in het morgenlicht. Eeuwen van devotie hebben haar geschapen. In 1352 werd begonnen met de bouw van het koor. Geldgebrek, oorlogen en branden vertraagden het werk, dat pas in de 16e eeuw werd afgerond. De 123 meter hoge, achtkantige toren wijst iedereen de weg naar deze schatkamer van kerkelijke kunst.
De bezoekers die vanaf negen uur de kathedraal mogen betreden, komen vooral voor de virtuoze barokwerken van Peter Paul Rubens die de topstukken vormen. Beweeglijk, kleurig en bijna luidruchtig knielen de geschilderde figuren levensgroot om hun heiligen neer. De vrouwen zijn mollig, blond en blozend, de mannen groot, gespierd en emotioneel. Hier smelten religie en erotiek samen.

IN DE MIDDAG

Voor een bezoek aan de kathedraal is een uur niet genoeg. Buiten gekomen knipperen we tegen het vele licht en dwalen om de oude muren heen. Kleine pandjes die nu dienst doen als winkel of restaurant, leunen tegen de stenen kolos aan. In een zijstraat tussen de oude huizen pakt een muzikant zijn instrument uit en zet zijn nog lege hoed op de keien. Dan worden we met de mensenstroom meegevoerd naar de Groenplaats, eeuwenlang gebruikt als kerkhof. Totdat aan het begin van de 19e eeuw op last van Napoleon de kerkhoven verplaatst werden naar een plaats buiten de stad. De tijd verstrijkt en de grond verdraagt alles: in het afgelopen jaar hebben enorme machines diepe parkeergarages onder de Groenplaats gegraven. Vanaf de vele terrassen, waar men z'n 'koffietje' zit te genieten, heeft men zicht op het standbeeld van Rubens (1577-1640), dat is teruggekeerd op zijn oude plaats. De duiven landen weer op zijn hoofd. De stad heeft veel aan de vermaarde schilder te danken. Ooit was Antwerpen met zijn 100.000 inwoners de grootste stad ter wereld. Zeeschepen voeren over de Schelde hun waren in -en uit. Maar de rivier was een kwetstbaar punt. En toen de monding in de 80-jarige oorlog door de Hollanders werd gesloten, betekende dit het einde van Antwerpens bloeitijd. Viel er nog te leven in een stad die onder Spaanse heerschappij de vrije uitoefening van religie verbood?

Duizenden vonden van niet. Calvinisten, joden en ontevreden katholieken trokken na 1585 naar de tolerante Noordelijke Nederlanden. Zo verloor Antwerpen zijn rijkste kooplui, zijn bekwaamste kunstenaars en wetenschappers en meest talentvolle ambachtslieden. De ouders van Frans Hals en de ouders van Joost van den Vondel bevonden zich bijvoorbeeld onder de gezinnen die de Scheldestad verlieten. De stroom immigranten was welkom in het noorden en Antwerpen had na die uittocht nog maar 42.000 inwoners over. Toch werkte de stad zich er weer bovenop. Vooral de Antwerpse luxe-artikelen zoals zijde, kant, tapijten en meubelen waren veelgevraagd. Overal werden kloosters en kerken gebouwd. Wat door de beeldenstorm in 1566 was weggevaagd, werd in vrome barokstijl aangevuld. Twee Oranjestadhouders, prins Maurits en prins Frederik Hendrik, hebben zich tot het uiterst ingespannen om Antwerpen te heroveren. Hun pogingen faalden op het nippertje. Antwerpen bleef rooms en spaansgezind. Juist in deze tijd leefden en werkten er grote schilders zoals Anton van Dijck (die een standbeeld kreeg op de drukke Meir), Jacob Jordaens en Peter Paul Rubens.

Als we van de Groenplaats in de richting van de brede Meir lopen Meir stamt af van 'Meere' en inderdaad drong het water via de Schelde vroeger tot diep in het hart van de stad door) komen we tegen de middag op de Wapper. Hier liet hij in 1610 zijn paleis en werkplaats bouwen. Misschien is er geen romantischer plekje in de stad te vinden dan een stenen bank in de tuin van het Rubenshuis. Het majesteitelijk portiek, het barokke paviljoen, de met beeldhouwwerken versierde gevels, alles doet ons denken aan de grote schilder die hier met zijn talentvolle leerlingen werkte. En achter die bakstenen muren rouwde hij om de dood van Isabella Brant en werd hij vier jaar later verliefd op de jonge, beeldschone Helena Fourmant.

tuinrubensh

Als we na een bezoek aan zijn atelier en de 17e eeuwse luxe interieurs van het Rubenshuis terugkeren op de autovrije Meir is het stadsleven op volle gang gekomen. Voor de vele pralinewinkels met hun open pui aan de straatkant, staat altijd een rijtje klanten. De enorme bonbons liggen piramidevormig opgestapeld in melk- pure of witte chocolade. De Antwerpenaren geven zich schaamteloos over aan zoetige lekkernijen, die soms inderdaad uiterlijke overeenkomst vertonen met hun in 'patisseriestijl' gebouwde huizen.
Het grootste warenhuis 'Inno' aan de Meir dat aan het eind van de 19e eeuw in barokstijl werd opgetrokken, lijkt met zijn nissen, stenen decoraties en slagroomachtige torens inderdaad op een stenen taart. Het mooie 18e eeuwse Osterriethhuis aan de overzijde, oogt hierbij bijna eenvoudig.

In de zijstraten die achter het uitbundige winkelcentrum liggen, vinden fijnproevers bij antiquairs unieke kunstvoorwerpen in glas, zilver of porselein. Bij de antiquariaten hangt een weldadige rust die de drukte van de eenentwintigste eeuw buiten sluit. En wat een rijke belevenis is het om door de diamantwijk te dwalen en in het Provinciaal Diamantmuseum aan het Koningin Astridplein de fonkelende wereld van 'het steentje' te bekijken.

Tegen het eind van de middag lopen de café's vol. Het is tijd voor een pintje, een bolleke of zo'n gevaarlijke duvel. Café's en restaurants.. Antwerpen heeft er honderden en elk etablissement draagt een eigen karakter. Er zijn talloze volkse café's (u vindt er eentje op vrijwel elke straathoek), artistieke café's waar je schrijvers en schilders ontmoet, ( 'Den Artiest', 'Den Engel'), er zijn historische café's ( 'Quinten Matsijs' en 'De Groote Witte Arend') stapelgekke café's ('Het elfde gebod' onder de kathedraal is volgestouwd met heiligenbeelden en in 'Hopper' in een schilderij van de gelijknamige Amerikaanse schilder) en zelfs ondergrondse café's ('De Pelgrom' en 'De moestuin' bevinden zich in Middeleeuwse kelders en worden slechts door kaarslicht verlicht).

quintenmats

Iedereen komt er. Na een drukke dag is er geen beter plekje om bij te komen dan aan de tap van een Antwerps caféetje bij een schuimende framboise of kriek. Wie het liever zonder alcohol stelt of desnoods met een fijn likeurtje, gaat in de namiddag naar een koffiehuis in Jugendstill. En dat brengt ons meteen naar een heel ander deel van de stad waar de tijd sinds het fin de siècle heeft stilgestaan; de Cogels- Osylei, genoemd naar twee adellijke heren die hun grond afstonden voor de aanleg van de lei.
Het is moeilijk om te zeggen in welke tijd je bent: links staat een paleis uit de tijd van Karel de Grote, aan de overkant lijkt het meer of we in de Grieks- Romeinse Oudheid ronddwalen en nog wat verder verrast een landhuis in Engelse cottage-stijl in de buurt van een Venetiaans Moors paleis. Is dit nou edelkitsch of kunst? Het antwoord is: Antwerpen.

IN DE AVOND

De avond duurt lang in Antwerpen en de nacht houdt niet op. Vanuit het glazen restaurant 'Zuiderterras' dat boven de Schelde lijkt te zweven zien we duizenden lichtjes en de rust van het donkerblauwe water. De toren van de kathedraal wordt een sprookje in het floodlight. Tussen alle getuigenissen van Antwerps verleden staat het heden koel overeind: hoge, veel bekritiseerde kantorenflats ontnemen soms het zicht op 16e eeuwse gevels. Drukke autowegen doorsnijden het oude hart van de stad. De moderne, betonnen schouwburg trekt om acht uur honderden theatergangers. Maar liever begeven ze zich naar het pas gerestaureerde 19e eeuwse Bourlatheater waar het verguldsel glanst en het rode pluche nog nieuw ruikt. Hier zijn we toch weer in de Belle Epoque toen het België goed ging en men zorgeloos rondreed in mooie rijtuigen. De pauze in de prachtige foyer met spiegels, palmen en kristal vormt een van de hoogtepunten van een avond in dit theater. En als we, kort voor middernacht, dan toch per trein moeten vertrekken troost ons de gedachte dat we Antwerpen mogen verlaten via het mooiste station van Europa; de 19e eeuwse 'stationskathedraal'.
Misschien nog een laatste drankje in het paleiszaalachtige Stationsbuffet? Dan wacht onder de gietijzeren overkapping de trein. Antwerpen, stad om heel vaak terug te komen. En zo prettig dichtbij.

 

Copyright Thera Coppens

Verschenen in: maandblad Nouveau 1993 (Antwerpen was toen Culturele hoofdstad van Europa)