De burgers van Holland die in de zestiende eeuw het Koningsglas in de Sint Janskerk te Gouda kwamen bewonderen, vonden in het lichtspel van gekleurd glas en lood voor het eerst het gelaat van Mary Tudor koningin van Engeland. Dirck Crabeth die de vorstin en profile op het carton schetste, had Mary Tudor nooit gezien. De Goudse ontwerper baseerde zich daarom op een bestaand schilderij. Het bekendste is - ook na viereneenhalve eeuw - het portret dat Antonius Mor van Dashorst uit Utrecht in november 1554 in opdracht van Karel V van haar schilderde. Ze zit daarop kaarsrecht in een armstoel met een rode anjer in haar rechtervuist. Wat direct opvalt aan haar gezicht is de gespannen trek in haar wang die aangeeft dat Bloody Mary haar kiezen op elkaar geklemd houdt, alsof ze zich letterlijk vastbijt in fanatieke geloofsijver. En het is deze karakteristieke trek die Crabeth de gekroonde vrouw in haar hermelijnen koningsmantel heeft meegegeven. Het vermoeden rijst dat Crabeth een van de vele kopieën die van het beroemde portret van Antonius Mor in omloop kwamen, in handen heeft gehad.Hij had zich door geen beter portrettist kunnen laten inspireren want Mor wist zijn modellen tot in het diepst van hun wezen te treffen.

marytud

Maria Tudor geschilderd in 1555 door de Utrechtse hofschilder Anton Mor (detail)

Mary Tudor en de Lage landen

Mary Tudor was tot haar troonsbestijging voor de bewoners van de Lage Landen niet meer dan een naam, die bij sommigen treurige emoties opriep. Aan de overzijde van de Noordzee werd het drama van haar leven met compassie gevolgd. Als dochter van Catharina van Aragon en de brute koning Hendrik VIII sprak de prinses sterk tot de verbeelding. Toen haar vader de paus schoffeerde en zich van zijn koningin Catharina van Aragon liet scheiden om met de hofdame Anna Boleyn te trouwen, was de verontwaardiging ook in Holland groot. Prinses Mary werd door haar vader tot bastaard verklaard en voorgoed van haar moeder gescheiden. In 1536 overleed de ongelukkige Catharina van Aragon in eenzaamheid. Haar laatste wens om nog eenmaal haar dochter te mogen omhelzen, was afgewezen. De gebeurtenis vond weerklank in een anoniem vers, dat in de Hollandse steden werd gezongen:

Een lied met droevicheden
Sal ick u doen ghewach,
Hoe ter werelt is overleden,
Wilt horen dit beclach,
Die coninghinne ghepresen
Van Enghelant voorwaer;
God wil haer ghedachtich wesen,
Die ons heeft al genesen,
Ter werelt van sonden swaer.

1536 [i]

Pas in 1553 bij de dood van Mary's enige broer de protestantse koning Edward VI trad de katholieke Mary Tudor uit de schaduw. Bij haar troonbestijging juichte het roomse deel van de bevolking en vreesden de protestanten in Engeland en in de Lage Landen het ergste. De troonswisseling zou grote gevolgen hebben. Op de Antwerpse beurs werd onder katholieken en ketters over niets anders gesproken en de Hollandse kooplui vroegen zich af of ze nog wel veilig waren in Engelse havens. Alle hofkunstenaars die zich in Londen ophielden, waren onder het schrikbewind van Hendrik VIII - toen Supreme Head van de Anglicaanse kerk - wijselijk overgegaan tot het protestantisme. Maar voor protestanten was het, zo lang Mary Tudor de scepter over het koninkrijk zwaaide, voorgoed gevaarlijk geworden.
Roomse kunstenaars op het vasteland hoopten dat er aan het Engelse hof nu werk te vinden was en de een na de ander zeilde per vrachtschip de zee over om zijn geluk in het land van koningin Mary Tudor te gaan beproeven.

Antonius Mor (1517/19-1576)

Wie aanvankelijk geen aanstalten maakte om naar het Britse koninkrijk te varen was Antonius Mor van Dashorst keizerlijk hofschilder.[ii] Zijn hoogwaardige portretkunst vond aan alle vorstenhoven zoveel waardering dat hij de erenaam 'de Vlaamse Titiaan' had verworven.
Hij was de favoriete kunstenaar van kroonprins Philips, die al twee maal voor hem poseerde. Anton Mor werd in 1517/19 aan de Oudegracht te Utrecht geboren als zoon van een 'wolleverver'. Zijn vader die het bedrijf in de werfkelder uitoefende, verwachtte dat zijn zoon zich later achter de verfkuipen zou scharen. Maar voor deze jongen bleek het werk met kleurstoffen als meekrap, wede, wouw en eikenschors niet genoeg. Hij wilde geen verver worden maar schilder.
Anton Mor had het geluk dat de befaamde kanunnik Jan van Scorel (1495 - 1562) een werkplaats opende in de nabije immuniteit van Sinte Marie. Deze schilder die in dienst van de Utrechtse paus Adrianus VI in Rome had vertoefd, bracht de kunst van de Italiaanse renaissance naar het noorden. [iii]
In Utrecht werd Van Scorel overspoeld door opdrachten. Hij trok medewerkers en leerlingen aan om aan de grote vraag naar zijn Madonna's, retabels en portretten te kunnen voldoen. Anton Mor moest als schildersknecht onderaan de ladder beginnen: hij stampte ruwe pigmenten als sienna, oker, cinnabur en azuriet in de vijzel tot brokjes en wreef ze vervolgens met een loper tot fijn pigmentpoeder. Hij leerde lijnzaadolie zuiveren waarmee de pigmenten tot olieverf werden vermengd. Hij bereidde flessen terpentijn, schuurde panelen en bracht daarop dunne lagen met lijm vermengde kalk aan, waarop de meester zijn onderschetsen maakte. Behalve het aanvegen van de vloer en het maken van marterharen penselen leerde Anton ook tekenen. Al gauw bleek zijn grote talent voor het portretteren van modellen.
Jan van Scorel was een erudiet man die in Utrecht geleerden en kunstenaars ontving. De deken van het kapittel van Sinte Marie Herman Lethmaet uit Gouda (de latere schenker van glas 11 in de Goudse St. Janskerk) kwam vaak op bezoek om theologische vraagstukken te bespreken. Ook Joris van Egmond bisschop van Utrecht (de latere schenker van glas 15) was bevriend met Van Scorel. Met Janus Secundus uit Mechelen en diens broers debatteerde de kanunnik in het Latijn. Mor kon hen horen zingen en musiceren en vaak kwam de politiek ter sprake. Janus Secundus schreef een groot aantal neo-Latijnse gedichten w.o. een wrang grafschrift voor koningin Catharina van Aragon:

Ik die mijn koninklijke echtgenoot heb kunnen behagen,
Door schoonheid, door de zuiverheid van mijn zeden en afkomst,
Nadat een echtbreekster mij uit het wettig echtelijk bed had verjaagd
Sterf ik, alleen door mijn dood welkom bij mijn man.[iv]

Janus Secundus , 1536 (vert. J.P. Guépin)

Anton Mor deelde de verontwaardiging van de hoge gasten over het politiek en godsdienstig beleid van de Engelse koning. Catharina van Aragon was een tante van de machtige keizer Karel V en haar vernederde dochter 's keizers volle nicht. Karel was in zijn jonge jaren nog een tijd met haar verloofd geweest. Onder invloed Van Scorel en diens gasten koos Mor voorgoed de zijde van de Habsburgers. Maar hij zou nooit haat of minachting koesteren voor mensen die er een andere overtuiging op nahielden. Van Scorel leerde hem als een goed humanist zich waardig en diplomatiek te gedragen. Toen Anton Mor het milieu van de ververij aan de Oudegracht achter zich had gelaten, ontwikkelde hij zich tot een bekwaam medewerker met hoofse manieren en een brede algemene ontwikkeling. Deze eigenschappen vormden de sleutel tot hogere kringen.
Van Mander meldt in zijn Schilder - Boeck dat Mor 'in zijn jeugd ook Italië en Rome bezocht'.  Daar leerde hij veel van de portretkunst van Pontormo, Bronzino, Raphaël en Titiaan. Bij terugkeer in Utrecht vond hij nauwelijks meer voldoening in het routineuze schilderwerk voor Utrechtse kanunniken en Jeruzalemgangers. Hij was nu zo bekwaam, dat zijn werk niet meer van dat van zijn meester was te onderscheiden, hetgeen o.m. blijkt uit het portret van vijf Jeruzalemganger, dat ze gezamenlijk maakten.[v].
De grote ommekeer in zijn leven kwam toen Karel V in 1545 met zijn hof naar Utrecht trok om in de gotische Domkerk het eenentwintigste kapittel van het Gulden Vlies te houden. Anton Mor stond voor het eerst oog in oog met de luister van het Habsburgse hof en zag edelen als de graaf van Egmond, de graaf van Hoorn, de prins van Oranje en de hertog van Alva die hij later allen zou portretteren, in hun ceremoniële gewaden naar de Dom schrijden. Karel V en diens zuster landvoogdes Maria van Hongarije bleven tot februari 1546 in Utrecht, ontvingen burgemeester van de Hollandse steden en legden o.m. bezoeken af aan de werkplaatsen van kunstenaars. De kanunnik Jan van Scorel genoot grote bekendheid aan alle Europese hoven en hij ontving het keizerlijk gezelschap met veel eerbied. Hier kan het hof kennis hebben gemaakt met het werk van de leerling van Van Scorel: Anton Mor.
In de lente kreeg Mor een opdracht van abt Peter van Zuyren van de abdij Mariënweerd in de Betuwe om een altaarstuk te schilderen van de verrezen Christus met Petrus en Paulus aan zijn zijde. Het is een van de weinige religieuze werken die van hem bewaard zijn gebleven, Peter van Zuyren, die in 1560 glas 13 aan de Goudse Sint Jan zou schenken, was vol waardering over het werk.[vi] Het gaf Mor zoveel zelfvertrouwen dat deze besloot naar de rijke, Zuidelijke Nederlanden te trekken. Hij was dan dichter bij het keizerlijk hof dat met zijn pracht diepe indruk op hem had gemaakt. Mor liet zijn jonge vrouw Aartje en zijn zoon Philips Mor in Utrecht achter en vertrok naar Antwerpen. In 1547 - het jaar waarin in Engeland koning Hendrik VIII overleed - liet Antonius Mor zich daar inschrijven in het Sint Lucas-gilde.

De Vlaamse Titiaan

De keizerlijke secretaris en staatsraad Antoine Perrenot de Granvelle bisschop van Atrecht vernam in Brussel dat de veelbelovende leerling van Van Scorel zich in de Scheldestad had gevestigd. Hij nodigde hem uit om in zijn paleis te komen werken. Granvelle was een groot mecenas en kunstverzamelaar met een fijne neus voor ontluikend talent. Hij poseerde voor Anton Mor, zoals hij voor Titiaan had geposeerd. Het resultaat verraste iedereen: de Utrechtse schilder bleek een virtuoos portrettist met een krachtige, zeer eigen stijl.[vii] Hij toonde zich voor het eerst de meester van de fysieke waarneming: de zwarte satijnen tabbaard van Granvelle lijkt te ruisen, de uiterst verzorgde handen geuren naar oliën en de baardharen lijken voelbaar warm en zacht. Mor signeerde dit belangrijke portret voor het eerst met 'Antonius Mor'. Zodra het schilderij aan het keizerlijk hof getoond werd, was de weg naar de top voor Mor geopend. Hij schilderde in korte tijd 's keizers zuster Eleonora koningin-weduwe van Frankrijk[viii], de hertog van Alva[ix], 's keizers nicht de jonge weduwe Christina van Denemarken[x] en de aanvoerder van het keizerlijk leger Giovanni Battista di Castaldo[xi]. In 1548 werd zijn carrière bekroond met de hoogste opdracht: hij mocht een portret schilderen van kroonprins Philips, die dat jaar een kennismakingsreis door de Lage Landen maakte.

Phipips van Spanje

Philips was de enige zoon van keizer Karel V en diens geliefde keizerin Isabella van Portugal. Zijn moeder was in het kraambed van haar zevende kind gestorven, een onherstelbaar verlies dat diepe sporen in het wezen van de twaalfjarige Philips had achtergelaten. In 1542 werd de kroonprins door zijn vader uitgehuwelijkt aan zijn volle nicht de infanta Maria Manuela, dochter van 's keizers jongste zuster Catharina koningin van Portugal. De tragedie van zijn jeugd herhaalde zich: Maria Manuela overleed in het kraambed en liet haar man als achttienjarige weduwnaar achter met hun zoontje: Don Carlos.
Karel V ging op zoek naar een nieuwe huwelijkskandidate voor zijn zoon. Opnieuw liet hij het oog vallen op een volle nicht van Philips: Maria, dochter van 's keizers zuster Eleonora uit haar eerste huwelijk met de koning van Portugal. Eleonora juichte de huwelijksplannen toe maar haar broer stelde de beslissing uit. Mogelijk kwamen er nog machtiger kandidates voor zijn enige wettige zoon op de huwelijksmarkt? Kroonprins Philips had bij zijn Spaanse minnares Doña Isabel Osario enkele onwettige kinderen verwekt en had geen haast met een tweede, wettig huwelijk.
In 1551 zond de keizer zijn 'Vlaamse Titiaan' op een werkreis naar Italië, Spanje en Portugal om zijn vorstelijke familieleden te schilderen die nog in de Habsburgse portrettengallerij ontbraken. Toen hij, na een verblijf in o.a. Rome en Genua via Spanje in Lissabon arriveerde, werd hij daar als Antonio Moro geestdriftig ontvangen door koningin Catharina. Moro portretteerde de hele koninklijke familie. Met speciale aandacht werkte hij aan een portret van Maria, die al jaren beschouwd werd als de aanstaande bruid van kroonprins Philips van Spanje. De eenendertigjarige Maria draagt volgens de Portugese hofmode het haar in opgerolde vlechten die boven haar oren zijn vastgespeld. Deze knotjes zijn omhuld met netjes van goud- en zilverdraad bestikt met parels. Maria zit rechtop, haar armen op maniëristische wijze iets naar buiten gedraaid zodat het goudborduursel op haar mouwen tot zijn recht komt. Zij en haar moeder Eleonora hoopten, dat er nu eindelijk een huwelijkscontract getekend zou worden. Maria's vruchtbare jaren verstreken en ze moest alle mededingers afwijzen.
De dood van de jonge koning Edward VI gaf dat jaar een onverwachtse wending aan haar leven. Nauwelijks had Anton Mor haar portret voltooid of koeriers verspreidden het nieuws dat de oudste halfzuster van de overleden Edward VI de troon van Engeland had bestegen.
In Brussel ontwaakte Karel V uit zijn sombere overpeinzingen over de toekomst van zijn rijk. Deze katholieke, ongehuwde koningin van Engeland was een veel gunstiger bruid voor kroonprins Philips dan Maria van Portugal. Ze was weliswaar ruim elf jaar ouder dan Philips maar dat leeftijdsverschil woog niet op tegen de dynastieke belangen van dit huwelijk. In de plotselinge dood van de protestantse koning zag de keizer de leidende hand Van God. Mary en Philips waren uitverkoren om de Anglicanen terug te brengen onder het gezag van Rome. Karel V gaf zijn ambassadeur in Londen meteen opdracht met Mary Tudor over de plannen te spreken. Aan Maria van Portugal werd niet meer gedacht. Ze wachtte tevergeefs op haar bruidegom. De rest van haar leven sleet ze eenzaam in studie en gebed. Ze stierf ongehuwd.

Toen Anton Mor na een afwezigheid van drie jaar via Madrid in Brussel terugkeerde, leverde hij alle portretten die hij in opdracht van het hof en Granvelle had geschilderd af en reisde door naar zijn geboortestad Utrecht. Zijn vrouw Aartje, zijn zoon Philips - die al jong Latijnse gedichten schreef - en zijn dochters Elisabeth en Catharina moeten van hem vervreemd zijn geraakt. Mor besloot nu langer bij zijn gezin te blijven. In de Domstad was juist Dirck Crabeth met enkele Gouwenaren op bezoek, om rijke prelaten als Herman Lethmaet en Joris van Egmond bisschop van Utrecht over te halen schenkingen te doen aan de wederopbouw van de Goudse Sint Janskerk, die in januari 1552 door een brand grotendeels was verwoest. Het is niet uitgesloten dat Dirck Crabeth en Antonius Mor elkaar in het najaar 1553 in de werkplaats van Van Scorel in de immuniteit van Sinte Marie hebben ontmoet. [xii] Het bezoek leidde tot glasschenkingen die in de loop der jaren werden uitgevoerd.
Mor toonde trots de massief gouden ketting die de dankbare koningin van Portugal hem had geschonken en hij kocht van het kapitaal dat hij aan de zuidelijke hoven verdiende een voornaam huis aan de Oudegracht hoek Twijnstraat. Hij hoopte Utrecht voorlopig niet te verlaten.
Maar zijn lot was voorgoed verbonden met dat van het Habsburgse vorstenhuis. Karel V en zijn zuster Maria van Hongarije ijverden vol ambitie voor het huwelijk van Philips met Mary Tudor. Toen de Engelse koningin bleef aarzelen en vroeg of de prins eerst eens naar Londen wilde komen was Karel V verontwaardigd. Hoe kon zij veronderstellen dat de keizerszoon 'op zicht' zou komen? In plaats daarvan stuurde hij de koningin Philips portret, geschilderd door Titiaan. De achtendertigjarige koningin zat lange tijd naar Titiaans kunstwerk te kijken. Uiteindelijk stond ze op en deelde de keizerlijke ambassadeur mee dat ze met de zesentwintigjarige prins zou trouwen.
In Brussel werd feest gevierd toen Mary haar ja-woord beloofde. Maar Philips reageerde op geen enkele manier. Hij bleef in Madrid en verzon steeds nieuwe uitvluchten om niet naar Londen te hoeven reizen. Granvelle, die vreesde dat de koningin op haar voornemen kon terugkomen, adviseerde de keizer een huwelijk pro curationem te laten sluiten. Van al zijn hovelingen was zijn Vliesridder graaf Lammoraal van Egmond volgens Karel V het meest geschikt om de plaats van Philips in te nemen. Hij stuurde de graaf in januari 1554 met dure cadeaux naar Londen. De grote, robuuste Vlaming die met zijn joviale manieren snel de genegenheid van Vlaamse hofdames won, werd aan het Engelse hof uiterst koel bejegend. In de kapel van Whitehall vond de plaatsvervangende huwelijksvoltrekking plaats. Egmond zag verbijsterd toe hoe de kleine, tengere vorstin na het ja-woord op haar knieën viel en zei: 'Ik roep God ten getuige dat ik niet word gedreven door vleselijke lusten maar dat ik voor het welzijn van mijn volk trouw.'
Daarna werd het huwelijk in tegenwoordigheid van het voltallig hof op symbolische wijze geconsumeerd. Mary Tudor strekte zich geheel gekleed uit in het bruidsbed. De graaf van Egmond ging in het harnas naast haar liggen. Nadat zijn rechter bovenbeen ontbloot was, raakte hij Mary daarmee aan. Nu was het huwelijk definitief voltrokken. Kort daarna vond er een protestantse staatsgreep plaats, die door Mary vastberaden werd neergeslagen. De leiders van de rebellen w.o. Thomas Wyatt verloren op het schavot hun hoofd.
Ongeduldig zond Karel V de graaf van Hoorn naar Madrid om Philips er toe te bewegen nu eindelijk op reis te gaan naar Engeland. Ook de hertog van Alva werd ingeschakeld om de kroonprins te dwingen zich als een bruidegom te gedragen. Philips liet tenslotte zijn hofmeester de markies de Las Navas een kostbaar juweel naar Londen brengen. Op 20 juni 1554 nam Mary Tudor het blozend in ontvangst. Een maand later arriveerde Philips zelf in het koninklijk paleis en werd het huwelijk in de kathedraal van Winchester in tegenwoordigheid van vele hovelingen van Karel V officieel gesloten. Antonius Mor was er niet bij. In Utrecht regelde hij zijn zaken en maakte toekomstplannen voor zijn begaafde zoon Philips.

Philips en Mary

Spoedig verspreidde zich het gerucht dat koningin Mary Tudor zwanger was geworden, hetgeen in oktober door de hofartsen werd bevestigd. Voor keizer Karel V die zich in zijn paleis te Brussel voorbereidde op zijn troonsafstand ten gunste van zijn zoon, was de zwangerschap van het allergrootste belang. Een kind van Philips en Mary zou het Habsburgse en Tudorbloed in zich verenigen en later heersen over beide rijken. Op 15 oktober, de feestdag van de Moederschap van de Heilige Maagd begreep Karel V dat zijn gebeden waren verhoord. Nu zijn schoondochter moeder werd van een troonopvolger, moest zij ook vertegenwoordigd zijn in de Habsburgse portrettengalerij. De enige die waardig was deze belangrijke opdracht uit te voeren was de 'Vlaamse Titiaan': Antonius Mor.
De schilder werd uit Utrecht ontboden en door de keizer ontvangen. Hij had al zoveel portretten voor de galerij geschilderd, dat hij begreep hoe het portret van de koningin van Engeland met de andere schilderijen zou harmoniëren. Hij besloot Mary te schilderen zoals keizerin Isabella postuum door Titiaan was geportretteerd; waardig gezeten in een armstoel met de lieftalligheid van vorstin en moeder. In het najaar ging Antonius Mor aan boord van een driemaster en voer onder de keizerlijke vlag met de dubbelkoppige adelaar van Vlissingen naar Dover. Nu de paus na eenentwintig jaar weer zeggenschap had over het Britse koninkrijk, kwam kardinaal Reginald Pole naar Londen om namens de paus het Engelse parlement vergiffenis te schenken. Antonius Mor die tegelijk met de kardinaal bij de watertrap van paleis Whitehall arriveerde, zag dat Pole een bijna religieuze verering voor Mary Tudor koesterde. De koningin vernoemd naar Maria de hemelse moeder, stond hen aan de zijde van haar gemaal op te wachten. Bij het zien van de drie maanden zwangere vorstin sprak de kardinaal de woorden van de aartsengel Gabriël uit: Benedicta inter mulieres, et benedictus fructus ventris tui.
Philips die alleen in naam koning van Engeland was, voelde zich niet thuis in Londen en was verheugd over de komst van de Utrechtse hofschilder. Evenals de Italiaanse beeldhouwer Jacoppo da Trezzo nam hij Mor in 1554 in dienst met een vast maandsalaris. Voor Antonius Mor was het niet moeilijk de stemming in Londen te peilen. Vele protestanten waren al vervolgd en veroordeeld. Met de komst van kardinaal Pole namen de executies toe. Mor vernam dat de Duitse portretschilder Gerhard Flicke - in Engeland spottend Garlick genoemd - dat jaar in de kerker van de Tower was beland omdat hij ooit een portret had geschilderd van de Anglicaanse bisschop Thomas Cranmer. Hoewel Mary zich graag The Queen of Mercy liet noemen en beloofde iedere berouwvolle protestant zijn dwaling te vergeven, was iedere hoveling op zijn hoede.

marytudor

Mary Tudor die om haar wrede kettervervolgingen de geschiedenis in zou gaan als Bloody Mary, poseerde voor Antonius Mor in een bovenjurk van donker fluweel met een hoog opstaande, witte kraag. Haar onderjurk is van gedessineerde, zilvergrijze stof. Het hoog opstaande hoofdkapje doet de kleine koningin langer lijken dan ze was. Gouden, met edelstenen bezette juwelen zorgen voor de glans, die in haar grijsblauwe ogen ver te zoeken is. Op haar borst maakt de vierkant geslepen diamant, het eerste geschenk van haar bruidegom, een rijke indruk. Deze uiterlijkheden heeft Anthony More, zoals hij in Engeland genoemd werd, zorgvuldig vereeuwigd. Zijn ogen drongen dieper door in Mary's wezen en vonden daarin de verkrampte, vroeg verouderde vrouw die door bittere levenservaringen argwanend en wreed was geworden. In autoritair optreden deed deze dochter van Hendrik VIII niet voor haar beruchte vader onder. Zelfs met haar geliefde gemaal Philips weigerde ze de koningsmacht te delen. Mor wist met het penseel Mary's ziel te raken: genadeloos schilderde hij de strakke gelaatsspieren. De manier waarop ze een anjer tussen duim en wijsvinger klemt, heeft iets agressiefs. Het is of ze een dolk gereed houdt om haar vijanden op een afstand te houden. De koningin is het schrikwekkende prototype van een godsdienstfanate. Tijdens haar bewind zouden ruim driehonderd protestanten naar de brandstapel worden gevoerd.
Toch was Mary Tudor vol bewondering voor het genadeloze portret. De hofschilder moest direct aan een replica beginnen terwijl zijn medewerkers een serie kopieën opzetten. In zijn vrij uren bezocht Mor de Londense herbergen waar zich allerlei kunstenaars van het vasteland ophielden. 'De Vlaamse Titiaan' had door zijn talent geen rivalen en men volgde jaloers het succes dat hij met het portret van de koningin behaalde. Carel van Mander beschrijft hoe Cornelis van Cleef [xiii] Antonius Mor ervan beschuldigde dat hij niets deed om hem bij Philips te introduceren: 'Hier speelde de hoogmoed Cleef zulke parten, dat hij razend van toorn werd, menende dat men zijn werk boven alle andere moest verkiezen. Hij ging tegen Moro tekeer en maakte hem uit voor een hoogmoedige dwaas, die niets van goede meesters verstond.' Aanvankelijk negeerde Mor de aanval van zijn landgenoot. Maar toen zocht deze naar effectieve middelen om een gevecht met zijn rivaal te forceren. Hij kwetste Mor in zijn eer door Aartje in het conflict te betrekken: 'En hij (Van Kleef) zei ook, dat hij beter naar Utrecht kon gaan om zijn vrouw tegen kanunniken te beschermen en dergelijke lasterpraat. Toen Mor dientengevolge een dreigende houding tegen hem aannam, kroop hij onder de tafel. Moro achtte het echter niet de moeite waard om zich druk over hem te maken.'
Heel Londen wachtte in spanning op de geboorte van het koningskind. Op de door de lijfarts uitgerekende negende mei werd er echter geen kind geboren en een maand later waren er nog steeds geen tekenen van een naderende bevalling. In augustus geloofde niemand meer in de zwangerschap van de koningin; de voedsters verlieten het paleis, de wieg met de goudkanten lakentjes werd opgeruimd. Mary was misleid door het fantoom van een foetus, de vrucht van een al te groot verlangen naar een troonopvolger. In tranen zag ze haar gemaal Philips aan boord van het schip gaan, dat hem naar het vasteland voerde. Ook Antonius Mor, die onder meer een bevallig portret had gemaakt van haar hofdame Jane Dormer, verliet het Britse koninkrijk.

Philips en Mary en het koningsglas in de Goudse Sint Janskerk

Bij terugkeer vroeg Antonius Mor met het portret van Mary Tudor audiëntie aan bij de keizer. Er wachtte hem een bittere teleurstelling. Karel V had zijn intrek genomen in een kleine tuinwoning achter het paleis en zei: 'Ik houd geen hof meer, ik heb alles aan mijn zoon overgegeven'. Mor begaf zich ongerust naar het weelderige paleis van zijn mecenas Granvelle. De bisschop toonde dat hij een trouwe vriend was. Op het gevaar af van Karel V een uitbrander te krijgen, ging hij naar de keizer. Volgens Carel van Mander : '.. prees hij het portret en de schoonheid van de prinses zeer, en vroeg hem wat hij den schilder had vereerd. De keizer antwoordde: "niets" en hij vroeg wat hij behoorde te geven. Granvelle zei:Duizend gulden of 300 dukaten". De keizer zou toen opdracht hebben gegeven de zaak voor hem in orde te maken.'
Het portret van Mary Tudor belandde in de Habsburgse portrettengalerij en de kopieën vonden in Vlaanderen gretige kopers. Op 22 oktober 1555 droeg Karel V de soevereiniteit van het Gulden Vlies over aan zijn zoon Philips en drie dagen later volgde zijn plechtige abdicatie.
Philips heer der Lage Landen had zijn handen nu vol aan bestuurlijke kwesties. Hij weigerde terug te keren naar Engeland, waar hem de koningsmacht werd onthouden. Mary Tudor smeekte haar gemaal in vele brieven haar niet zo lang alleen te laten. Nog eenmaal, in 1557, keerde hij terug naar zijn koningin. Ze ontving hem in Greenwich waar hij met tweeëndertig saluutschoten werd verwelkomd. Ofschoon hij slechts kwam om militaire hulp van Engeland tegen Frankrijk te krijgen, was Mary gelukkig haar gemaal weer aan haar zijde te hebben. Spoedig meldde ze hem dat ze nu werkelijk zwanger was. Maar Philips geloofde al lang niet meer dat zijn vrouw hem een kind zou schenken. Zijn afkeer van de zieke vrouw die nooit iets aantrekkelijks voor hem had gehad, was voor iedereen duidelijk.
Toch bleef Mary Tudor - tot de dood hen zou scheiden - zijn wettige gemalin. In 1557 besloot Philips de Sint Janskerk in Gouda een glas te schenken, met daarop De Inwijding van de Tempel door koning Salomo en Het Laatste Avondmaal. Dirck Crabeth die de cartons tekende en de glazen schilderde, beeldde het koningspaar als schenkers. In vrome eensgezindheid knielen ze bij de dis waaraan Christus met zijn apostelen het Laatste Avondmaal viert. De gouden halo om het hoofd van Christus overstraalt als een zon het hele tafereel. In de kroon en de juwelen die Bloody Mary sieren wordt dit goddelijk licht weerkaatst. Wie aan de gruwelijke geloofsvervolgingen denkt die de koningin op haar geweten heeft, moet de wijze waarop ze zich in het gezelschap van Jezus en de apostelen liet afbeelden wel als misplaatst beschouwen. Het wondermooie glas met zijn aangrijpende historische achtergrond is een broos monument van koninklijke macht.
Mary Tudor stierf - evenals haar schoonvader en oom Karel V - in 1558. Ze werd opgevolgd door haar protestantse halfzuster Elizabeth. Deze dochter van Anna Boleyn en Hendrik VIII schonk Engeland langdurige rust en welvaart.

koningsglas

Dit is een fragment van Het Koningsglas links ligt geknield Bloody Mary en rechts haar gemaal Koning Philips II Heer der nederlanden

Na de dood van Mary Tudor

Philips II wilde Mary na de begrafenis zo spoedig mogelijk vergeten. Hij hertrouwde in 1559 met de pas veertienjarige Franse koningsdochter Elisabeth van Valois. Antonius Mor werd opgedragen Philips derde bruid te portretteren.[xiv] Hij schilderde het meisje met zichtbare sympathie in een rode japon waarvan de wijde mouwen in splitten openvallen. Zij schonk Philips II twee dochtertjes en overleed diep betreurd in 1568.
Omdat Philips enige zoon Don Carlos datzelfde jaar stierf, was het voor de opvolging van belang dat de koning opnieuw trouwde. In 1570 kreeg Antonius Mor opdracht de vierde bruid van zijn heer te portretteren: Anna van Oostenrijk.[xv] Zij 1578 schonk in 1578 het leven aan een zoon, die zijn vader op twintigjarige leeftijd opvolgde als Philips III.
Het bronzen grafmonument op het hoogaltaar van de kloosterkerk van het Monasterio el Escorial toont de levensgrote geknielde gestalte van Philips II. Rechts van hem knielt zijn vierde vrouw koningin Anna neer in gebed en achter hen knielen zijn derde vrouw koningin Elisabeth en zijn eerste vrouw Maria van Portugal met haar zoon Don Carlos. Van Philips tweede vrouw Mary Tudor koningin van Engeland ontbreekt elk spoor.

Om Mary Tudor op het vasteland te vinden kan men Museo del Prado in Madrid bezoeken, waar haar portret het pronkstuk in de aan Antonio Moro gewijde zaal vormt.
Veel onopvallender is haar hoge, transparante beeltenis in het koningsglas van de St. Janskerk in Gouda omdat hier de relatie met de beroemde hofschilder Antonius Mor ontbreekt. Maar ook zijn familienaam is voor altijd verbonden met de kerk in Gouda. Op glas 12 met De Geboorte van Christus dat door twaalf kanunniken van het Utrechtse kapittel van Oud Munster in 1563 werd geschonken, prijkt het familiewapen van Mor van Dashorst: in rood twee toegewende zilveren vleugels. Het herinnert aan Mors enige zoon Philippus Mor van Dashorst die door bemiddeling van Philips II in 1558 kanunnik van het kapitttel werd. Hij was de tiende van de twaalf schenkers die zijn wapen tegen het licht heeft achtergelaten.

 

Copyright Thera Coppens

Verschenen in: Tidinge nr. 4 – oktober 2008, tijdschrift Historische Vereniging die Goude, Gouda, www.diegoude.nl

Noten:

[i] Uit: C.C. van de Graft 'Middelnederlandsche Historieliederen', 1904
[ii]Zie voor verdere informatie over Mor de biografie: 'Antonius Mor hofschilder van Karel V' door Thera Coppens, Baarn 1999. Het boek bevat een uitgebreid notenapparaat.
In Het Utrechts Archief (HUA) bevinden zich o.m. de genealogische bronnen van Anton Mor, die door W.A. Wijburg werden onderzocht en bijeengebracht in 'Antonie Mor van Dashorst 'vermaard schilder van Utrecht' De Nederlandsche Leeuw, 1959 e.v.
Voor de portretkunst van Mor: J. Woodall: 'The portraiture of Antonius Mor' onuitgegeven dissertatie The Courtauld Institute of London, 1999.
[iii] Zie voor een uitgebreide beschrijving van de levens der Hollandse schilders Carel van Mander 'Schilder - boeck' , 1604
[iv] De vertaling is van J.P. Guépin in: 'De drie dichtende Broers Grudius, Marius en Secundus in brieven, reisverslagen en gedichten' Assen, 2000.
[v] Het ongesigneerde portret van de vijf Utrechtse Jeruzalemgangers (ca 1541) bevindt zich in de collectie van het Centraal Museum in Utrecht en werd beurtelings toegeschreven aan Van Scorel en Mor.
[vi] Het schilderij bevindt zich nu in Musée Condé, Chantilly.
[vii] Het portret van Granvelle gesigneerd en gedateerd Antonius Mor faciebat 1549 bevindt zich in het Kunsthistorisches Museum, Wenen.
[viii] Van het portret van Eleonora van Oostenrijk koningin -weduwe van Frankrijk is alleen een kopie bewaard gebleven die zich bevindt in het Patrimonial Nacional, Madrid.
[ix] Het portret van Alva is gedateerd en gesigneerd Antnius Mor faciebat 1549. Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Brussel.
[x] Een copie van dit portret uit ca 1547 bevindt zich in Kasteel Sypesteyn te Loosdrecht. Een tweede portret van Christina dat omstreeks 1554 werd geschilderd toen zij het huwelijk van Mary en Philips in Londen bijwoonde, bevindt zich in de collectie van HM de koningin van Engeland in Hampton Court.
[xi] Het portret van Giovanni Battista di Castaldo bevindt zich in de collectie van Museum Thyssen-Bornemisza, Madrid.
[xii] Zie onder meer: C.J. Matthijs: 'Schenkers van enkele Goudse glazen' Gouda, 1979. En L. van Tongerloo: 'Glasschenkingen in de St. Janskerk' Gouda, 1987.
[xiii] Van Mander verwart hem met Joos van Cleef, de vader van Cornelis.
[xiv] Het portret van Elisabeth van Valois door Antonius Mor bevindt zich in de ColleciónVárez Fisa, Madrid. Mors beste leerling Alonso Sánchez Coello maakte er een copie van. Zie de catalogus 'Felipe II un monarca y su época. Un príncipe del renacimiento, Museo nacional del Prado Madrid, 1999
[xv] Het portret van Anna van Oostenrijk door Antonius Mor bevindt zich in het Kunsthistorisches Museum, Wenen.