Suzanne en Edouard Manet
Over de liefde van een Hollandse pianiste en een Parijse schilder

Hoofdstuk 20

Léon Koëlla Leenhoff had in de oude hoeve in Gennevilliers al zoveel beroepen uitgeoefend dat niemand precies kon zeggen waarmee de broer van Madame Manet precies zijn brood verdiende. Zelf begreep hij nauwelijks wie hij was. Léon was te nonchalant om zich over deze dingen zorgen te maken. Dat hij het bankwezen had opgegeven en stukjes ging schrijven voor een locale krant juichte Suzanne toe en dat hij daarna een eigen drukkerijtje begon was een mooie oplossing voor hun financiële problemen. Hij zat in het koetshuis waar de klamme geur van drukinkt hing en koos metalen letters uit de vakken van houten laden om berichten op te stellen. In de schemerige ruimte lagen ook de onverkoopbare etsen en aquarellen van Eduard Manet opgeslagen en als er iemand langskwam uit Parijs die er belangstelling voor toonde, deed hij letterlijk alles om het werk te verkopen. Suzanne liet hem zijn gang gaan. Ze kon het, overlopend van geheime moederliefde, niet over haar hart verkrijgen om hem te berispen en naarmate ze ouder werd droeg hij in haar ogen het aureool van volmaaktheid. Wel maakte ze zich zorgen over zijn ongehuwde staat. Wie zou hem een thuis geven als zij er niet meer was? Om haar heen griste de dood met slordige haast familieleden en vrienden weg zonder acht te slaan op leeftijd of ogenblik.
Emilie Leenhoff, de pas achtendertigjarige vrouw van haar broer Ferdinand was in mei 1893 gestorven en liet hem achter met hun dochter Eugenie Suzanne. In maart 1894 bezweek neef Jules de Jouy en werd in het familiegraf te Gennevilliers begraven. Zijn dood bevrijdde Suzanne van de dreiging van een verhuizing. Voor de vijftienjarige Julie Manet was het de eerste begrafenis die ze meemaakte. Ze schreef in haar dagboek dat ze op de avond na de emotionele plechtigheid met haar moeder al naar het station moest haasten: 'We gingen in Brussel naar Hotel de Suède dat tante Suzanne ons heeft aangeraden. De eigenaar heeft het schilderij Argenteuil van mijn oom Edouard in zijn bezit .' In Brussel liepen ze allerlei bezienswaardigheden af en bezochten vooral musea. Julie die erg vermoeid was herkende in een collectie de werken van bekende schilders uit Parijs als Pissarro, Gaugin en Renoir. Ze hingen : '.. in dezelfde zaal als de schilderijen van Mama, die daar ook erg goed tot hun recht komen. '
Sinds het verlies van haar man werd Berthe door onrust voortgedreven. Ze reisden op 16 maart alweer terug naar Parijs om op tijd te zijn voor de expositie van de collectie van Theodore Duret, voorafgaand aan de veiling. Duret die financiële probleem had, slaagde er in haar schilderij Jeune femme en toilette de bal aan de staat te verkopen, waarna het een plaats kreeg in Musee du Luxembourg. Berthe had haar zinnen gezet op Manets liefdevolle portretje Berthe Morisot met een bosje viooltjes. 'Ik ben dol op dit portret, het is zo mooi geschilderd; de zwarttinten zijn fantastisch,' schreef Julie in haar dagboek,'Wat een geweldige penseelvoering had oom Edouard toch.' Paul Durand - Ruel deed een bod voor haar en ze kreeg het uiteindelijk voor eenenvijftigduizend francs in haar bezit waar nog tweehonderdvijfentwintig francs commissieloon voor de kunsthandelaar bij kwamen .
Als het weer en de wegen het toelieten bezocht Suzanne de Cimétiere de Passy: 'Het boeket witte lelies dat je op de graftombe van onze geliefden hebt moeten zien liggen kwam uit Gennevilliers, ' schreef ze Berthe in april.
In de zomer verlangde ze ernaar om net als vroeger naar zee te gaan, waar ze zich altijd beter voelde. Ze huurde kamers in een betaalbaar pension bij Madame Coquerel in Boulogne-sur-Mer maar het was regenachtig en koel. Zonder Edouard leek het of de zon niet meer op de golven kon glinsteren. Haar broer Ferdinand trok om zijn verdriet te vergeten de Pyreneeën in en Berthe maakte met Julie en haar nichtjes een reis door Bretagne om er te tekenen en schilderen. Julie ontwikkelde een eigen stijl en een sterk kritisch vermogen wat de kunst betrof. Ze had een mateloze bewondering voor het werk van haar peetoom Edouard en werd woedend als iemand iets in zijn nadeel zei.
In september overleed Berthes zwager Alphonse Pontillon, echtgenoot van Edma en vader van Jeanne en Blanche. De nichtjes kwamen met hun moeder en hun tante Berthe regelmatig op bezoek in Gennevilliers. Julie schreef daarna in haar dagboek: 'We zijn bij tante Suzanne geweest en hebben daar schetsboeken bekeken met tekeningen die oom Edouard op zijn reizen heeft gemaakt, het zijn ruwe schetsen van beeldhouwwerken, schilderijen enzovoort. We hebben er drie van meegenomen; één roodkrijttekening naar een vrouw van Raphaël, geloof ik, en twee aquarelmedaillons, de ene van de drie Gratiën tegen een zachtpaarse achtergrond en de andere van een vrouw met een viool naast zich, waarschijnlijk van de heilige Cecilia. '
Berthe wond zich op over de slechte omstandigheden waarin de tekeningen en prenten van Edouard Manet door Léon bewaard werden. Ze hoorde via Degas dat de broer van Suzanne een stuk had geknipt uit De executie van Maximiliaan om het apart te verkopen. Het afgrijselijk verhaal had nog een open einde; Degas bezat twee stukken en was op zoek naar de overige. Berthe informeerde voorzichtig bij haar schoonzuster of ze er meer van wist. Julie ving het gesprek op: 'Vrijdag toen we bij tante Suzanne waren, had Mama juist nog aan haar gevraagd wat er met de olieverfschets was gebeurd. "Die is uit elkaar gevallen," antwoordde ze, "het is zo vochtig in de drukkerij van Léon, er was niets meer van over."
Haar nichtje wijdde er verder niet over uit. Maar de achterdocht was gezaaid en Léon, die in haar ogen te weinig respect had voor het werk van Manet, hield ze sindsdien goed in de gaten.
Toen het testament van Jules de Jouy werd geopend wachtte de vijfenzestigjarige weduwe Edouard Manet een onaangename verrassing. Hij had bepaald dat ze nog vijf jaar van het familiehuis gebruik mocht maken: 'Ik aanvaard dus dankbaar het legaat van de neef en ik blijf nog vijf jaar in het huis wonen, als ik tijd van leven heb, natuurlijk,' schreef Suzanne gelaten aan haar schoonzuster, 'Ik verberg je mijn gevoelens niet. Ik had er mijn hele leven wel willen blijven. Ik zie op tegen de verhuizing en ik ben bang voor alles wat vermoeid maakt. Ik ben het hier zo gewend en overal waar ik ga zal ik mijn verdriet meenemen.'
Alleen met muziek kon ze haar zorgen verdrijven. Onder haar handtekening zette ze een regeltje dat betrekking had op het bezoek van Julie en haar beide nichtjes: 'Laat de jongedames hun bladmuziek meenemen. Dan kunnen we een intiem huisconcertje houden. '
Suzanne vond dat ze maar beter naar een ander onderkomen kon uitzien voordat ze te oud zou zijn om alle rompslomp van een verhuizing op haar schouders te nemen. Eerst wilde ze dat haar zoon eindelijk een zelfstandig bestaan zou gaan leiden en tegen het einde van het jaar leek dat moment dichterbij te komen.

In de voorafgaande periode had Suzanne zich steeds meer zorgen gemaakt over Emmanuel Chabrier die aan een ziekte leed waar geen arts de juiste medicijnen voor kon vinden. Hij was een van haar beste vrienden en vormde een onmisbare schakel tussen het internationale muziekleven en haar huiskamer. Chabrier bekleedde inmiddels een respectabele positie: hij was verheven tot Chevalier de la Légion d'honneur en kreeg in januari 1893 een medaille van koning Lodewijk van Beieren. Nadat zijn door Wagner beïnvloede opera Gwendoline in de Brusselse Théâtre de la Monnaie in première was gegaan, volgde er een succesvol tournee dat hem van Karlssruhe naar Leipzig en Lyon voerde. De grootste triomf beleefde hij toen zijn moderne Gwendoline op het repertoire van de Parijse opera werd genomen.
Was Suzanne Manet aanwezig bij de Franse première van Gwendoline op 27 december? Het kan haast niet anders of Chabrier heeft zijn vriendin hiervoor een uitnodiging gestuurd. Hij was de enige in Suzannes omgeving die met haar op gelijk niveau musiceerde. Behalve de opera schreef hij populaire operettes als Le Roi malgré lui voor het Théâtre Comique en het opzwepende Espana, een pianowerk voor twee vleugels en acht handen. De fransman componeerde daarmee een wereldberoemd thema dat Spaanser dan Spaans klonk.
Door Richard Wagner in Parijs te rehabiliteren verrichtte hij in de ogen van Suzanne een heldendaad. In 1887 had hij gezorgd voor een uitvoer van Lohengrinn, waarmee de componist in 1861 door het Parijse publiek was uitgefloten. Deze tweede Parijse uitvoering werd een enorm succes en trok de aandacht van Cosima Liszt. De weduwe Wagner nodigde hem zelfs uit om haar in München en later ook in Bayreuth te bezoeken.
Charbrier was sinds 1873 getrouwd met Alice Dejean. Ondanks zijn omvangrijke productie en triomfen op de concertpodia kon hij goed relativeren. Hij vond het geluk van zijn vrouw en dat van hun drie zonen belangrijker dan 'die malle muziek' zoals hij een vriend schreef . Als de Chabriers in Parijs waren ontvingen zij graag bezoek van Suzanne Manet. In de Morgan Library in New York bevinden zich brieven en visitekaartjes van Chabrier die hij vol kriebelde met vriendelijkheden en invitaties aan het adres van Suzanne. Als ze bij hen kwam zag ze veel werk van haar man hangen waar onder zijn laatste, grote schilderij van het barmeisje in de Folies Bergère, Op een van zijn visitekaartjes schreef Chabrier enthousiast over een nieuwe aankoop, '..een prachtige ets die zo getrouw de penseelvoering van mijn geliefde Edouard weergeeft.' Hij had hem naar de lijstenmaker gebracht voor een mooie, eikenhouten lijst met een gouden rand en een lauriertakje in de linkerhoek. Het zou aan het einde van de maand klaar zijn en hij nodigde haar uit het te komen bezichtigen. 'Lunchen of dineren, wat u maar wilt. Maar toch bij voorkeur lunchen, want dan kunt u dat mooie meesterwerk van mijn arme, zo betreurde vriend bij daglicht zien. En dan mag u de hele namiddag blijven om samen herinneringen op te halen aan dat gelukkige verleden. Dat zal u jonger maken.' En hij voegde er aan toe: 'Wij houden zoveel van u.'
Toen Emmanuel Chabrier op 13 september 1894 aan een atteint de paralysie générale overleed was dat voor Suzanne meer dan het verlies van een dierbare vriend. Met hem verdween de muzikale weerklank uit haar leven, leek zijn Impromptu dat aan haar was opgedragen te bevriezen en nooit meer zo te tintelen als onder zijn vlugge, mollige vingers. Hij werd begraven op de cimétière Monparnasse in Parijs waar ook Charles Baudelaire, Henri Fantin – Latour en zoveel andere vrienden van vroeger rustten. Ze legde een boeket witte lelies op zijn graf en reed in de tramway terug naar huis. De ballade Toutes les fleurs van Edmond Rostand die door Chabrier op muziek was gezet speelde door haar hoofd: 'Natuurlijk houd ik van alle bloemen! Blanke lelies met hun smachtende wuiven, slanke lelies van satijnkleur dat goud wordt in hun kelk van poedergoud! '
In de vochtige salon in Gennevilliers gekomen dacht ze na over haar eigen einde dat onontkoombaar wachtte. Voor die tijd wilde ze Léon een mooie bruiloft geven met geschenken. Maar door de ongelukkige testamenten van haar schoonfamilie liep ze hun kapitaal mis, Berthe en Julie hadden vrijwel alles geërfd . Behalve dan de pendule die ze van Madame Manet Mère had gekregen. Suzanne tilde resoluut de pendule van de schoorsteen met de bedoeling hem te gaan verkopen. Het was een laatste, tastbare herinnering aan Eugénie Désiree Fournier petekind van de koning van Zweden, die haar door de schenking van dit vorstelijke uurwerk boven alle gewone burgers van Parijs had verheven. Het zei niemand meer iets. Maar het geld kon ze nu gebruiken. Suzanne deed zonder pijn afstand van de pendule, waarmee ze op een portret aan de piano door Manet was geschilderd. Elke franc zou ze nodig hebben. Voor de verhuizing. En voor Léon.

In oktober vertrouwde Suzanne Berthe toe dat ze veel last had van haar benen en niet op bezoek kon komen. Op 20 december 1894 was de situatie nog moeilijker geworden: 'Ik ben een gevangene,' schreef ze, 'Mijn zuster is onwel. Ziek zelfs van haar galkolieken. De wegen zijn niet meer dan vreselijke geulen. De mensen hebben de grootste moeite om zich te verplaatsen en de paarden ook. Elke ochtend hoop ik dat ik jullie kan gaan bezoeken. Ik word wanhopig bij de gedachte dat deze nattigheid nog lang zal duren. Ferdinand en zijn dochter vertrekken zaterdag uit Holland. Omdat ik niet weet op welke dag ze bij me komen, zal me dat ook aan huis binden. Ze komen soms op familiefeestdagen. Wat een geklaag, hè, lieve Berthe? En dat alleen omdat ik zoveel genegenheid voor jullie beiden voel. '
Tijdens de jaarwisseling deed de griep zijn intrede in de oude boerenwoning en Suzanne moest haar zieke neef Edouard daar verzorgen. De ongerustheid over haar petite chérie Julie die in Parijs met koorts op bed lag nam elke dag toe. Wat later werd ze zelf ernstig ziek, net als haar zuster Marthe. De twee vrouwen die in hun nachtjaponnen met een blaker door de donkere gangen schuifelden, probeerden elkaar door de lange winter heen te helpen. Zodra Edouard Vibert enigszins was hersteld stuurde Suzanne hem naar Parijs met berichten voor Berthe en Julie. Eind februari was ze nog steeds niet op visite geweest bij haar twee geliefde familieleden in de stad en ze schreef de ene onbeantwoorde brief na de andere. Berthe was blijkbaar nog zo koortsig dat ze Suzanne niet kon schrijven. Op 25 februari werd Suzanne ongeduldig en drong er in een brief aan Julie angstig op aan om haar onmiddellijk over haar moeder te schrijven: 'Lieve schat, ik hoop op een woordje van jou om me gerust te stellen. Ik doe niets anders dan aan jullie denken en ik omhels jou en je lieve moeder innig. Je tante, S. Manet '
Hoe ernstig de situatie in de Rue Weber was konden zelf Berthes beste vrienden niet vermoeden. De koorts liep op en de verkoudheid ontwikkelde zich tot een zware longontsteking. Op 27 februari krabbelde Berthe op bed haar laatste briefje aan Mallarmé: '.. ik verzoek u me niet te komen bezoeken omdat ik niet in staat ben om te praten.' Op 1 maart vroeg ze of Julie bij haar bed wilde komen. Ze voelde dat haar einde naderde, het was de laatste keer dat ze haar dochter omarmde. Op de ochtend van haar dood vond Berthe de kracht om een afscheidsbrief aan Julie te schrijven: 'Mijn lieve kleine Julie, ik houd van je nu ik stervende ben; ik zal van je blijven houden als ik dood ben; ik smeek je niet om mij te huilen; dit afscheid was onvermijdelijk. Ik had zo graag bij je willen blijven tot je huwelijk. Werk hard en gedraag je goed, zoals je altijd hebt gedaan; je hebt me in je korte leven nooit verdriet bezorgd. Je bezit schoonheid en fortuin; gebruik ze goed. Ik denk dat het 't beste zou zijn als je met je nichtjes in de Rue de Villejuste gaat wonen maar ik wil je nergens toe dwingen. Geef tante Edma en je nichtjes een herinnering aan mij, (..) Zeg tegen monsieur Degas dat als hij een museum wil beginnen, hij een Manet mag uitzoeken. (..) niet huilen ik houd meer van je dan ik kan zeggen. Jeannie wees een steun voor Julie. '
Het werd een intieme begrafenis waarbij alleen de naaste familie en Berthes beste vrienden aanwezig waren. Haar geliefde collega Auguste Renoir die bij Cézanne in Aix-en-Provence aan het schilderen was, had na een waarschuwing van Edma hals over kop de trein genomen om bij de begrafenis aanwezig te zijn. Edgar Degas verborg zijn tranen achter de donkere brillenglazen. Pissarro was er en de dichter Stéfane Mallarmé. Berthe vond haar laatste rustplaats aan de zijde van Eugène en Edouard Manet, de twee mannen van wie ze het meest had gehouden. Julie Manet ging door een diep dal: 'Nu ben ik wees, in drie jaar tijd hebben allebei mijn ouders mij verlaten,' schreef ze in haar dagboek. Stéfane Mallarmé die door Berthe tot voogd was aangesteld en de familieraad, besloten dat de zestienjarige Julie bij haar eveneens verweesde nichtjes in het huis in de Rue de Villejust zou gaan wonen. Jeannie Gobillard was even oud als Julie, haar zus Paule twaalf jaar ouder. Paule wijdde haar hele leven aan de schilderkunst en zorgde zo trouw voor de beide meisjes dat haar de tijd en lust ontbrak om op zoek te gaan naar een echtgenoot.
Het was iets bijzonders dat de ongehuwde meisjes Gobillard en Manet zelfstandig woonden, slechts verzorgd door hun huishoudster. Maar ze beschikten over zelfdiscipline en volgden hetzelfde dagpatroon als toen hun ouders nog leefden. De jonge muziekleraar Jules Boucherit kwam aan huis en zorgde ervoor dat ze hun talenten verder ontwikkelden. Julie speelde fluit en piano en werd vooral een begaafd violiste. Ze was door haar moeder vele malen met haar instrument getekend en geschilderd. Jeannie bereikte als pianiste een professioneel niveau.
In de lente toen Suzanne eindelijk herstelde kon ze de nichtjes uitnodigen. De kleuren keerden terug in haar leven. Ze opende de deuren van de hoeve en genoot van het zicht op de moestuin, de bloemen en de fruitbomen. Ze stelde zich voor hoe Edouard het geschilderd zou hebben. Zijn penseel gedoopt in het zonlicht, zo leek het soms. Het zou misschien de laatste lente worden in Gennevilliers en ze wilde elke mooie herinnering bewaren. Het was voor haar een genot haar nichtjes Berlioz, Gounod, Mendelssohn en Schumann te horen spelen. De composities van hun gemeenschappelijke vriend Chabrier waren favoriet. Als ze hen begeleidde op haar vleugel vielen alle grenzen tussen leeftijden weg en was er alleen de eeuwige schoonheid van de klanken die de mufheid verdreven onder de vermolden balken.
Tot geruststelling van hun tante nam Renoir de nichtjes in de zomer mee op vakantie naar Bretagne, waar Julie haar dagboekbladen vulde met droevige regels, herinneringen aan haar vader en moeder. Suzanne zou nauwelijks tijd gehad hebben voor Julie want ze stak nu al haar energie in het naderende huwelijk van Léon.

Familie en vrienden hadden Léon Koëlla Leenhoff vaak gevraagd: 'Waarom trouw jij niet?' Léon antwoordde met een schouderophalen dat hij helemaal geen haast had om zijn jeugdig bestaan op te geven. Maar toen hij op 29 januari 1895 zijn drieënveertigste verjaardag vierde en Suzanne op het punt stond om naar een kleinere woning in Asnières te verhuizen, vond ze het hoog tijd worden voor een bruiloft. Léon had inmiddels nieuwe bedrijfjes opgezet met hoogdravende namen: Comptoir général de l 'Evage en het Comptoir général de Sano. Zijn kantoor bevond zich in Parijs op de hoek van de Rue Saint-Dominique 94 en de Rue Amélie 10 bis. Daar moet hij in contact zijn gekomen met zijn aanstaande echtgenote: Marie Eugénie Mathilde Fanfillon. Ze was een gescheiden vrouw afkomstig uit Maintenon en net als Léon drieënveertig jaar oud. Marie dreef handel in een uniek product, het Poudre Fanfillon. Als het door het pluimveevoer werd gemengd gingen de kippen aan de leg. De handel had haar geen windeieren gelegd en deze ferme vrouw stond aan het hoofd van een zaak waarin tientallen werknemers de kost verdienden .
Op 30 juni 1895 gingen zij in Parijs in ondertrouw. Léons zesentwintigjarige neef Edouard Vibert artiste peintre was een van de getuigen. De huwelijksakte die zich in het Gemeentearchief van Gennevilliers bevindt, laat niets aan duidelijkheid te wensen over: Léon wordt daarin een zoon van 'Koëlla en Leenhoff' genoemd. In hetzelfde archief bevindt zich een schenkingsakte van 18 juli 1895 van Mme Veuve Manet aan het echtpaar Koëlla Fanfillon . Op de plaats waar het beroep van Léon Edouard Koëlla moet worden ingevuld staat rentier. De toekomstige bruid kreeg o.m. 'Kleding, linnengoed en juwelen voor haar persoonlijk gebruik en diverse meubelstukken en huisraad ter waarde van vijfhonderd francs.'
Het goed bewaarde familiegeheim ging bij de dood van de gebroeders Manet, neef Jules de Jouy en Madame Berthe Manet - Morisot lekken en het lijkt of het Léon niet meer kon schelen wat men over zijn afkomst dacht.
Op de trouwfoto die voor een tuinhuis werd gemaakt zien we dat de bruidegom zelfs in de verte niet meer doet denken aan de zachte, blonde jongeman die voor Eduard Manet in zijn fluwelen jasje poseerde op Le dejeuner dans l 'atelier. Léon had volgens de mode zijn snor en een korte baard laten staan en het grijze haar naar achteren gekamd. Een aantal gasten is door een onbekende hand genummerd: links van hem zit als nummer 1 Suzanne Leenhoff de weduwe Edouard Manet, de linten van haar hoedje onder de kin gestrikt en daarnaast als nummer 2 haar zuster Marthe Leenhoff, de weduwe Jules Vibert. De dame naast Léon met een toefje witte bloemen in het krullende haar is nummer 4 de bruid Marie die op de foto 'Mme Léon Leenhoff' wordt genoemd. Maar bij de burgerlijke stand stond ze ingeschreven als Mme Koëlla. Nummer 6 is Ferdinand Leenhoff. Het cijfer is echter niet terug te vinden op de vergeelde bruidsfoto. Waarschijnlijk is het de man met de witte baard die achter Suzanne staat. Ferdinand die slechts beroemd zou worden omdat hij op Manets Le déjeuner sur l 'herbe in het gras ligt, bekleedde inmiddels een functie als hoogleraar beeldhouwkunst aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam en bleef dat tot hij om gezondheidsredenen in oktober 1899 uit zijn functie moest treden en zich weer in Parijs vestigde. Julie Manet was niet op de bruiloft van Léon aanwezig.

Voor Suzanne brak er een ander leven aan. Ze had Léon los moeten laten. Hij woonde met Marie in de stad, niet ver van de machtige stalen constructie van de Eiffeltoren. Ze breidden samen de zaken uit. Léon hield zich nu bezig met het fokken en verkopen van konijnen en konijnenhokken, het fokken van kippen en de handel in moderne broedmachines visgerei en wormen. Zijn drukkerij kwam nu goed van pas. Om klanten te werven liet hij wel duizend folders verspreiden waarop reclame werd gemaakt voor het Poudre Fanfillon. Ook de teksten schreef hij zelf: 'Dit poeder voor de leg heeft heden wereldwijd een grote reputatie verworven en de faam neemt nog elk jaar toe; het kreeg in Parijs in 1900 een Grote Gouden Medaille, in Londen in 1901 een Grote Gouden Medaille, en daarbij moeten nog worden gevoegd de talloze andere onderscheidingen, reeds vermeld in de prospectus. Het is het enige echte product dat de leg van kippen in de winter kan stimuleren en activeren, het enige product dat de naam Poeder dat doet leggen mag dragen, het enige product dat op alle beurzen werd onderscheiden, het enige product dat wordt gebruikt door Landbouwscholen, Landbouwsyndicaten, Weeshuizen, grote landgoederen etc.' '
Bij het echtpaar Koëlla heerste geen artistieke sfeer in huis. Léon miste de muzikale talenten van zijn moeder en zijn natuurlijke vader, artiste musicien. Voor de teken- en schilderkunst had hij nooit aanleg getoond. Suzanne leerde in de loop van haar leven alle onontkoombare situaties te aanvaarden. Ze nam afscheid van haar moestuin en de oude hoeve aan het modderpad in Gennevilliers.
Op woensdag 27 november 1895 kreeg ze in haar nieuwe huis visite van Julie Manet en de beide nichtjes: 'We zijn op bezoek geweest bij tante Suzanne die nu in een heel aardig appartement in Asnières woont. Daar is ze veel beter af dan in dat vochtige huis in Gennevilliers,' schreef het verweesde meisje in haar dagboek. Ze vertelde dat ze later met zijn drieën naar Monsieur Renoir gingen. Hij woonde met zijn vrouw en beide zoontjes in een groot huis op Montmartre dat bekend stond als het Château des Brouillards. De schilder nam de meisjes mee naar Edgar Degas, die juist bezig was aan het boetseren van een beeld, waarvoor een jong model naakt poseerde. Bij het zien van de dochter van Berthe liet hij al zijn sarcasme varen en toonde zelfs wat warmte. Toen ze wilden opstappen pakte hij Julie bij de kin en gaf haar een kus, '.. en monsieur Renoir, die zich gedraagt als onze beschermer, heeft ons op de tram gezet.'
Suzanne stelde gerustgesteld vast dat de twee heren de vaderlijke zorgen van Eugène Manet hadden overgenomen. Maar Stéfane Mallarmé bleef voor Julie de belangrijkste. Hij was door Manet op een klein doek levendig geschilderd, verstrooid opkijkend uit de versregels die door zijn hoofd speelden. Toen Mallarmé in 1898 plotseling overleed was dat opnieuw een zware slag voor Julie. Ze zocht net als haar moeder levenslang troost in de schilderkunst . Ze kopieerde onder meer het portret van haar opa en oma en het portret dat oom Edouard van haar moeder maakte: '.. met licht van opzij, in het zwart, met een hoedje op het hoofd en een bosje viooltjes op het lijfje. Mama heeft het gekocht op de Duret-veiling. Het hangt in mijn kamer en ik kan het zien vanuit mijn bed; het is schitterend en heel knap geschilderd, het is nauwelijks te geloven dat er maar éen of hoogstens twee keer voor is geposeerd. Mama heeft me verteld dat ze ervoor had geposeerd op de dag voor een van de donderdagavonddiners bij oma. Op die dag heeft oom Edouard tegen Mama gezegd dat ze maar met papa moest trouwen. '
Bij Suzanne weekte het portret herinneringen los aan een periode die ze liever zou vergeten. Hoe ver was Edouard van haar weggelokt door Berthes zwarte ogen voordat hij het gevaar wist te keren door haar aan Eugène te gunnen? Het was niet meer van belang nu de broers op de cimétière de Passy rustten en Suzanne bloemen legde op de steen waarin een derde naam was uitgehakt: Berthe Morisot veuve de Eugène Manet.

Toen Suzanne moeilijk ter been werd sloot ze zich niet af van de wereld. Ze volgde het wel en wee van de families en bleef betrokken bij het nieuws. Julie Manet was de enige die in haar dagboek spaarzame mededelingen naliet over haar tante. Op zaterdag 12 februari 1898 schreef ze: 'Ik ben bij tante Suzanne geweest. Ze is helemaal vol van het proces van Zola. Volgens haar is Zola ter goeder trouw, maar gek. Ze koopt de avondkranten om te zien of niemand hem in de Seine heeft gegooid.'
Julie die niet begreep hoe hecht Suzannes vriendschap was geweest met Emile Zola en diens vrouw, miste politiek inzicht. De joodse kapitein Dreyfus was van spionage beschuldigd en Zola kwam in zijn open brief J'accuse fel tegen dit onrecht in opstand. Er volgde een proces tegen de schrijver die het waagde de regering te beschuldigen van valsheid in geschrifte en antisemitisme. Hij werd tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld en moest naar Engeland vluchten om aan de cel te ontkomen. Pas een jaar later toen werd bewezen dat Dreyfus inderdaad onschuldig was, keerde Zola terug naar Frankrijk en werd als een held ingehaald.
Op 7 februari 1899 schreef Julie voor de laatste keer over een visite aan haar tante Suzanne, die dat jaar zeventig jaar oud werd. Julie had monsieur Renoir ontmoet. Hij volgde de veilingen van de werken der impressionisten op de voet. De schilder wond zich op over het feit dat er bij het stijgen van de prijzen ook steeds meer vervalsingen op de markt kwamen. De weduwe Manet hoopte het bedrog tegen te gaan door de ongesigneerde schilderijen en tekeningen van Edouard eigenhandig te signeren. Maar daardoor liep Suzanne zelf in de val van kunsthandelaren die flink begonnen te verdienen aan de werken van Edouard Manet.
Julie besloot haar tante eens over de kwestie aan de tand te voelen. 'Ik ben bij tante Suzanne geweest om met haar te praten over het geretoucheerde schilderij van Pellerin en om haar toestemming te verkrijgen om een proces te beginnen, want ik vind het onaanvaardbaar om het werk van mijn oom zo te laten toetakelen. Maar toen ik bij haar vandaan kwam was ik buiten mezelf van woede. Er valt niets meer te doen of te zeggen, want tante Suzanne heeft op de achterkant van het schilderij geschreven dat ze het herkende als werk van haar echtgenoot, hoewel ze eerst had geaarzeld omdat ze zag dat er een paar retouches waren.'
Suzanne moest zich verdedigen. Julie schreef: "Ik kon niet zeggen dat het niet van mijn man was," zei ze met haar Hollandse nonchalance, "want de vrouwen waren van hem." Ik heb haar ronduit gezegd dat ze niet had moeten tekenen; ik werd een beetje kwaad en had de indruk dat ze vond dat ik me met zaken bemoeide die me niets aangingen. Ze was heel kalm en zei dat het met schetsen altijd zo gaat. Het is waar dat haar eigen broer verscheidene doeken van mijn oom heeft overgeschilderd. '
Na deze onaangename beschuldiging aan het adres van Léon vervolgde Julie: 'Dit is wat er is gebeurd: die doortrapte Bernheims hebben, om zich in te dekken, ervoor gezorgd dat ze de handtekening van tante Suzanne hadden voordat het schilderij helemaal overschilderd zou zijn. Met dat soort mensen valt niets te beginnen!'
Een maand later kwam Julie Manet monsieur Renoir weer tegen: '..ik vertelde hem dat ik Pellerin ben tegengekomen en dat hij me heeft uitgenodigd om zijn nieuwe Manets te komen bekijken, die heel onbekend zijn. "Zelfs Manet heeft ze nooit gezien," had je hem moeten antwoorden, zei monsieur Renoir.'
Léon had op dat moment wat anders aan zijn hoofd dan de boosheid van Julie. In de Figaro van 10 maart 1899 werd melding gemaakt van een brand bij de heer Léon Koëlla in de Rue Dominique. De brand werd geblust en de naam Leenhoff verdween steeds meer uit zijn leven. Op 3 april 1900 was Suzanne zo ver, dat ze hem officieel als haar eigen zoon wilde laten registreren. Ze woonde toen nog op de Boulevard Voltaire in Asnières . Suzanne: '...weduwe uit eerste huwelijk, niet hertrouwd, van de heer Edouard Manet, erkent als natuurlijke zoon het hieronder ingeschreven kind, Parijs 3 april 1900.'
Nu ze de relatie tot haar zoon bij de nadering van haar dood officieel had vastgelegd leek de wereld zich verder te transformeren. De laatste schilderijen van Edouard Manet werden verkocht. Aan sommige werken waren zoveel emoties verbonden dat ze er geen afstand van kon doen zonder het eerst te laten kopiëren door haar neef Edouard Vibert. Hij maakte een prachtige kopie van La pèche, het enige schilderij waarop Edouard, Léon en zij verenigd waren. In een gekostumeerde scène. Was hun hele leven geen maskerade geweest, slachtoffers als ze waren van de hypocrisie van hun eeuw? Toen Suzanne duizend francs werd geboden voor een zelfportret van Edouard Manet met palet uit 1878, liet ze dit schilderij en ook het andere zelfportret door haar neef kopiëren. Hij deed dat - twee maanden voor zijn vroege dood - met zoveel talent dat er later reeksen processen uit voortkwamen tegen de handelaren in echte en vervalste Manets .

In Parijs geloofden veel mensen dat het jaar 1900 het einde van de wereld betekende. Sommigen wachtten hysterisch van angst op de jaarwisseling. Maar de twintigste eeuw brak aan, onverschillig voor cijfers. Het leven ging door. Léon vond het niet verantwoord dat zijn bejaarde en verzwakte moeder in Asnières bleef wonen. Hij en Marie namen haar in huis.
Vanuit het venster op de hoek van de Rue Saint-Dominique en de Rue Amélie hoorde ze nu geronk van motoren en kon ze de eerste auto's voorbij zien rijden. Zelfs Claude Monet had zo'n voertuig gekocht en reed er samen met zijn vrouw mee naar Spanje.
De wereld veranderde snel. Wat gelijk bleef was de muziek, was haar piano. Als ze haar vingers over de toetsen bewoog verdampte de tijd. Ze luisterde naar de geluiden van de wereld het primaire materiaal voor de componist; de wind, de regen, het kwetteren van de vogels, het blaffen van de honden op de boulevard. Voor het laatst zong ze met gebarsten stem de regels van een lied, voor het laatst speelde ze Schumann, de romances waarvan Edouard het meest had gehouden. En nu vulde de stilte zich met de betekenis van hun creatieve bestaan: zijn schilderijen, aquarellen, pastels en etsen stonden sterk in de tijd. Ze zouden blijven. Maar haar pianospel verstomde evenals haar stem.
Toen ze op 8 maart van het jaar 1906 op zesenzeventigjarige leeftijd in Parijs overleed liet ze niets anders na dan haar beeltenis, geschilderd door de liefdevolle hand van Eduard Manet. Haar lichaam legde de overbekende weg af naar de Cimétière de Passy, waar haar kist bij die van Edouard, Eugène en Berthe Manet door aarde en bloemen werd toegedekt.

En ergens sloeg iemand een muziekblad open, zette het op de piano en begon op een avond een lied te zingen gecomponeerd door G. A. Koëlla. Het was een lied dat Suzanne nooit heeft gehoord al leken de regels voor haar en de vader van Léon geschreven:

Versunken, verdorret, verklungen

Een ster zie ik fonkelend vallen
Aan de hemel hoog en ver.
Hij valt daar voor ons allen.
Het is de liefdesster.

Ook van de appelbomen
Vallen blad en bloesem snel.
De avondwindjes komen
En spelen er mee in hun spel.

Een zwaan in de vijver hierachter
Jankt haar verdriet van zich af.
Haar zingen wordt steeds zachter.
Dan duikt ze in het watergraf.

Het is nu stil en donker.
Verwaaid zijn bloem en blad.
De zwanenzang verklonken.
De ster uiteen gespat .

 OmslagSuzanne


 johanna en margaretha klein  

  OmslagSuzanne   

 OmslagSophie    

 omslaghortense

E OmslagSuzanneHistorisch Toerisme Bureau

* Nieuw boek * Hofjapon van Prinses Sophie * Bonaparte * Caesar aan de Amstel

 Tromplaan 7A 3742 AA Baarn E. This email address is being protected from spambots. You need JavaScript enabled to view it.

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Save

Go to top